De ontwikkelingen rondom de inzet van zzp’ers staan niet stil. Zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers hebben behoefte aan duidelijkheid wanneer het gaat om de eisen uit de wet DBA en schijnzelfstandigheid op de werkvloer. Brengt het nieuwe wetsvoorstel Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet Vbar), deze duidelijkheid voor zorginstellingen en zzp’ers in de zorg?
Een groot verschil tussen werknemers en zzp’ers is de aanwezigheid van een gezagsverhouding: een werknemer “werkt in dienst van” de werkgever, de zzp’er doet dat niet. Tot nu toe bleek dat het met de bestaande wetgeving moeilijk was om dit verschil vast te stellen. Het is altijd een afweging van verschillende factoren, en er is niet één doorslaggevende factor. Dit zorgt voor onduidelijkheid, waardoor het soms onzeker is of er sprake is van een opdrachtovereenkomst of schijnzelfstandigheid. Om hier meer duidelijkheid over te scheppen, is het wetsvoorstel Wet Vbar ingediend.
Wat houdt dit wetsvoorstel in? Om te beginnen: de Wet Vbar bevat geen nieuwe regels als het gaat om werken met zelfstandigen. Het doel van deze wet is om de bestaande regels van de wet DBA duidelijker te maken. Hierdoor wordt het makkelijker om te bepalen wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een opdrachtovereenkomst. Met andere woorden, de nieuwe wet creëert een soort meetlat om dit te beoordelen.
Hoe werkt de Wet Vbar?
Om te beoordelen of sprake is van een arbeidsrelatie worden vier elementen beoordeeld:
A. Werkinstructies
B. Inbedding in de organisatie
C. Ondernemen binnen de opdracht
C+. Ondernemer
Deze elementen worden volgens het volgende stappenplan beoordeeld:
Stap 1:
In stap 1 worden de elementen A en B bekeken. Kan de opdrachtgever werkinhoudelijke instructie geven (A.)? Hiervan is sprake als de opdrachtgever aangeeft hoe de zzp’er zijn werk moet doen en controleert of de zzp’er dat ook doet.
Is er sprake van organisatorische inbedding (B.)? Denk daarbij aan de volgende kenmerken: werkt de zzp’er op locatie van de zorginstelling? Doet de zzp’er kernactiviteiten van de opdrachtgever? Werkt de zzp’er zij aan zij met de medewerkers in loondienst? Geeft de zzp’er leiding?
Als A. én B. niet (of bijna niet) van toepassing zijn, dan is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.
Als wél sprake is van A. en/of B., volgt stap 2.
Stap 2:
In stap 2 worden de elementen A./B. enerzijds en C. anderzijds afgewogen. Bij element C. wordt de vraag beantwoord of de zzp’er kan ondernemen binnen de opdracht die aan hem/haar is gegeven (C.). Denk hierbij aan zaken als: loopt de zzp’er het debiteurenrisico? Werkt de zzp’er met eigen materiaal? Heeft de zzp’er specifieke kennis en ervaring? Is naar buiten toe zichtbaar dat de zzp’er extern is ingehuurd? Is de opdracht van korte duur?
Vervolgens worden de elementen A./B. enerzijds en C. anderzijds afgewogen: welke kant van de weegschaal weegt zwaarder?
Er zijn drie uitkomsten mogelijk:
- en B. samen wegen zwaarder dan C.: er is sprake van een arbeidsovereenkomst
- weegt zwaarder dan A. en B. samen: er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst
- en B. zijn (ongeveer) even zwaar als C.: door naar stap 3.
Stap 3:
In deze stap staat centraal of de zzp’er een “echte” ondernemer (C+.) is. Hierbij spelen vragen als: heeft de zzp’er meerdere opdrachtgevers? Doet de zzp’er aan acquisitie? Heeft de zzp’er investeringen gedaan? En een eigen KvK-nummer en fiscaal nummer?
Als deze elementen in voldoende mate aanwezig zijn, slaat de weegschaal door in het voordeel van het ondernemerschap en is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.
Tot slot
Het wetsvoorstel heeft nog een lange weg te gaan voordat het ook daadwerkelijk in werking treedt. Tot 10 november 2023 kan iedereen via internetconsultatie reageren op het wetsvoorstel. Vervolgens gaan de betrokken ministeries aan de slag met de feedback en moet er een definitief wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd worden. Het ziet er naar uit dat dit niet eerder dan in 2025 zal zijn.
Toch vinden wij het belangrijk om zorginstellingen en zzp’ers nu al voor te bereiden op de toekomst. Ook omdat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer gaat handhaven. De nadruk van het nieuwe wetsvoorstel ligt vooral op de gezagsverhouding: is de zzp’er een échte zelfstandige, of is toch sprake van een arbeidsrelatie? Ondernemerschap speelt hierin een centrale rol. In de Overeenkomst van Opdracht die zorginstellingen met zzp’ers afsluiten via ons systeem, wordt hier al sterk op gestuurd. Daarnaast vinden wij het ook belangrijk dat de zzp’er de ruimte krijgt om zijn of haar ondernemerschap in de praktijk te brengen. Dit maakt dat de zzp’er zich ook op de werkvloer kan onderscheiden van werknemers en daarmee kan voldoen aan de eisen vanuit wetgeving.
Fiscaal kader zzp zorg
Naast het wetsvoorstel Wet Vbar zijn er ook nog andere ontwikkelingen op het gebied van de inzet van zzp’ers in de zorg. Brancheorganisaties in de zorg werken met betrokken ministeries samen om afspraken te maken over het werken met zzp’ers in de zorg: het Fiscaal kader zzp zorg. Op dit moment is hier nog niet veel over bekend, behalve dat het streven is om deze set van regels specifiek voor de zorg in te laten gaan op 1 januari 2024. Zodra bekend wordt welke regels precies in het Fiscaal kader zzp zorg opgenomen zijn, brengen we je hiervan zo snel mogelijk op de hoogte.
Wij volgen de ontwikkelingen op de voet. Heb je vragen? Neem dan gerust contact op met jouw contactpersoon of met onze juridische afdeling via vragenoverdba@pidz.nl.
Update 9-11-2023: Zorgvisie bericht dat de invoering van het Fiscaal kader zzp zorg met minimaal 6 maanden uitgesteld is tot 1 juli 2024.